Er was een warboel van nare dromen – iemand die met een hamerliep te zwaaien en hem achternazat door gangen waaraan geen ein-de leek te komen, een lift die uit zichzelf werkte, heggen in de vormvan dieren die tot leven kwamen en hem insloten – en ten slottewas er één heldere gedachte: ik wou dat ik dood was.
Dan Torrance deed zijn ogen open. Zonlicht schoot door zijn
ogen zijn pijnlijke hoofd in en dreigde zijn hersenen in brand testeken. De kater aller katers. Zijn hele gezicht bonkte. Zijn neus-gaten zaten verstopt, op een piepklein speldenprikje aan de linker-kant na, waar nog een klein beetje lucht door naar binnen kwam. Links? Nee, het was rechts. Hij kon door zijn mond ademen, maardan proefde hij de gore nasmaak van whisky en sigaretten. Zijnmaag was een loden bal, vol met alles wat slecht voor hem was. Eenkaterbuik, had een drinkmaatje van hem dat ellendige gevoel ooitgenoemd. Wie? Hij wist het niet meer. Hij was al blij dat hij nogwist hoe hij zelf heette.
Luid gesnurk naast hem. Dan draaide zijn hoofd opzij, hoewel
zijn nek hevig protesteerde en er een nieuwe steek van pijn doorzijn slaap schoot. Hij deed zijn ogen weer open, maar niet heel ver;niet weer die felle zon, alsjeblieft. Nog niet. Hij lag op een kalematras op een kale vloer. Naast hem lag een naakte vrouw languitop haar rug. Dan keek omlaag en zag dat hij zelf ook poedelnaaktwas. Ze heet. Dolores? Nee. Debbie? Dat komt er meer bij in de buurt,
Deenie. Deenie heette ze. Hij had haar ontmoet in een bar die
de Milky Way heette en het was allemaal heel grappig geweest tot-dat.
Hij kon het zich niet herinneren en één blik op zijn handen – al-
lebei opgezet, de knokkels van de rechterhand geschaafd en vol ge-ronnen bloed – deed hem besluiten dat hij het zich ook niet wildeherinneren. Wat maakte het ook uit? Het basisscenario veranderdenooit. Hij werd dronken, iemand maakte een foute opmerking enwat volgde waren chaos en een kroeggevecht. Er zat een gevaarlijkehond in zijn hoofd. In nuchtere toestand kon hij die goed aan deriem houden. Zodra hij ging drinken, verdween de riem. Vroeg oflaat vermoord ik iemand. Voor hetzelfde geld had hij dat gisteravondal gedaan. Hé Dien, laat me je poesje eens zien. Had hij dat werkelijk gezegd? Hij vreesde met grote vreze dat
dit inderdaad het geval was. Hij begon zich weer wat te herinnerenen zelfs dat kleine beetje was al te veel. Eightball spelen. Proberende keu wat extra spin mee te geven en de bal regelrecht van de tafelschieten, waarna dat ellendige volgekalkte rotding rollend en stui-terend recht op de jukebox afging waaruit – wat anders? – coun-trymuziek schalde. Hij meende zich Joe Diffie te herinneren. Waar-om had hij die bal zo verschrikkelijk fout gestoten? Omdat hijdronken was en omdat Deenie achter hem stond en omdat Deenievlak onder de rand van de tafel in zijn kruis stond te knijpen en om-dat hij zich voor haar stond uit te sloven. Gewoon gezellig. Maartoen was die gozer met die Case-pet en dat opzichtige zijden cow-boyoverhemd gaan lachen en dat was niet handig van hem geweest.
Chaos en een kroeggevecht. Dan raakte zijn mond aan en voelde kleine dikke worstjes waar
nog normale lippen hadden gezeten toen hij gisterenmiddag diecheque had verzilverd en met iets meer dan vijfhonderd piek in zijnbroekzak naar buiten was gelopen. In elk geval heb ik al mijn tanden nog–Opeens draaide zijn maag om. Hij boerde een mondvol zure
smurrie op die naar whisky smaakte en slikte hem weer in. Hijbrandde in zijn slokdarm. Hij rolde van het matras op zijn knieën,kwam moeizaam overeind en wankelde toen de kamer een trage
tango begon te doen. Hij had een ontzettende kater, barstende kop-pijn, zijn maag zat vol met alle goedkope rotzooi die hij er gister-avond in had gestopt om de drank aan te stampen. maar hij wasook nog steeds dronken.
Hij raapte zijn onderbroek van de vloer en liep ermee de slaap-
kamer uit. Hij liep niet echt mank, maar ontzag duidelijk zijn lin-kerbeen. Hij had een vage herinnering – een die hopelijk nooit zouaanscherpen – aan de Case-cowboy die een stoel in zijn richtingsmeet. Dat was het moment waarop hij en Dien-laat-mij-je-poes-je-nog-eens-zien waren vertrokken, niet echt rennend, maar welschaterend van de lach.
Zijn ongelukkige maag begon weer te draaien. Ditmaal verge-
zeld van een gevoel alsof een hand met een gladde rubber hand-schoen er heel hard in kneep. Dat bracht de hele reeks kotsreactiesop gang: de zurige lucht van hardgekookte eieren in een grote gla-zen pot, de smaak van uitgebakken spekzwoerd met barbecue-smaak, de aanblik van frietjes die verzopen in een bloedbad van ket-chup. Alle troep die hij gisteravond tussen de whisky door naarbinnen had gewerkt. Hij stond op het punt om over zijn nek tegaan, maar de beelden bleven maar komen, ronddraaiend als eensoort nachtmerrieachtig prijzenrad in een spelshow. Wat hebben we voor onze volgende kandidaat, Johnny? Nou, Bob, voorhem hebben we een lekker groot bord VETTE SARDIENTJES!
Het toilet bevond zich aan de andere kant van een kort gangetje.
De deur stond open en de wc-bril omhoog. Dan dook erop af, vielop zijn knieën en spuugde een enorme stroom bruingele smurrieboven op een drijvende drol. Hij wendde zijn blik af, tastte naar despoelknop, vond hem en drukte hem in. Het water begon te stro-men, maar het bijbehorende geluid van weglopend water bleef uit. Hij keek weer in de pot en zag iets verontrustends: de drol, waar-schijnlijk een van hemzelf, dreef op een zee van half verteerdekroegsnacks steeds hoger, in de richting van de nat gepiste randvan de toiletpot. Vlak voordat de pot zou overstromen en daarmeede banale gruwelen van deze ochtend compleet zou maken, schooter iets door in de afvoer en spoelde het hele zootje weg. Dan gafnogmaals over, en zakte toen op zijn hurken, met zijn rug tegen de
muur van het toilet en zijn bonkende hoofd omlaag, wachtend tothet reservoir weer was volgelopen zodat hij nog een keer kon door-spoelen. Nooit meer. Ik zweer het. Nooit meer drinken, nooit meer naar dekroeg, nooit meer knokken. Het was de honderdste keer dat hij zichdit heilig voornam. Of de duizendste.
Eén ding stond vast: hij moest weg uit deze stad, anders zat hij
straks in de problemen. En hij sloot niet uit dat het ernstige pro-blemen zouden zijn. Johnny, wat hebben we voor de grote prijswinnaar van vandaag? Bob,dat is twee jaar achter de tralies voor openlijke geweldpleging!
En. het publiek in de studio gaat helemaal uit z’n dak. Het waterreservoir van het toilet had het luidruchtige vulproces
beëindigd. Hij wilde al op de knop drukken om De Katerbuik, DeelTwee, weg te spoelen, maar aarzelde toen hij terugkeek in het zwar-te gat van zijn kortetermijngeheugen. Wist hij zijn eigen naam? Ja!Daniel Anthony Torrance. Wist hij de naam van het grietje dat inde kamer hiernaast lag te snurken? Ja! Deenie. Haar achternaamwist hij niet, maar die had ze hem waarschijnlijk niet verteld. Wisthij de naam van de huidige president?
Tot Dans grote schrik wist hij die niet meteen. De man had een
ouderwets elviskapsel en speelde saxofoon – behoorlijk slecht trou-wens. Maar zijn naam.?
Weet je eigenlijk wel waar je bent?Cleveland? Charleston? Een van die twee. Toen hij het toilet doorspoelde, schoot de naam van de presi-
dent hem opeens met grote helderheid te binnen. En Dan wasniet in Cleveland en ook niet in Charleston. Hij was in Wilming-ton, North Carolina. Hij werkte als verpleeghulp in het Grace ofMary Hospital. Of liever gezegd: dat hád hij gedaan. Het was tijdom te verkassen. Als hij ergens anders was, ergens waar het goedwas, kon hij misschien wel ophouden met drinken en opnieuw be-ginnen.
Hij stond op en keek in de spiegel. De schade was niet zo erg als
hij had gevreesd. Zijn neus was gezwollen, maar niet gebroken –dat dacht hij althans niet. Korsten opgedroogd bloed boven zijn
dikke bovenlip. Er zat een blauwe plek op zijn rechterjukbeen (deCase-cowboy was linkshandig geweest) met de bloedige afdruk vaneen ring precies in het midden. Een tweede blauwe plek, een grote,was zich aan het ontwikkelen in de holte van zijn linkerschouder. Die, zo meende hij zich te herinneren, was afkomstig van een bil-jartkeu.
Hij keek in het medicijnkastje. Tussen de tubes make-up en al-
lerlei flesjes vrij verkrijgbare medicijnen vond hij drie flesjes die oprecept waren voorgeschreven. Het eerste was Diflucan, meestalvoorgeschreven voor schimmelinfecties. Hij was blij dat hij besne-den was. Het tweede was Darvon Comp 65. Hij maakte het open,zag een stuk of zes capsules en stopte er drie in zijn zak om laternog eens naar te kijken. Het laatste was Fioricet en dat flesje zat –gelukkig – nog bijna vol. Hij slikte er drie met koud water. Overde wasbak bukken maakte zijn hoofdpijn erger dan ooit, maar hijhoopte snel op te knappen. Fioricet, bedoeld voor migraine enspanningshoofdpijnen, was een gegarandeerde katerkiller. Nou ja. zo goed als gegarandeerd.
Hij wilde het kastje al dichtdoen, maar keek toch nog wat verder.
Hij schoof wat van de rommel opzij. Geen anticonceptiering. Mis-schien zat hij in haar tasje. Dat hoopte hij maar, want hij had geencondoom bij zich gehad. Als hij haar had geneukt – en ook al wisthij het niet zeker, dat leek hem wel waarschijnlijk – was het zonderbescherming gebeurd.
Hij trok zijn onderbroek aan en schuifelde terug naar de slaap-
kamer. In de deuropening bleef hij even staan kijken naar de vrouwdie hem gisteravond mee naar huis had genomen. Ze lag met ge-spreide armen en benen, zodat je alles zag. Gisteravond had ze er-uitgezien als de godin van het vrije westen in haar korte leren rokjeen kurksandalen, haar minuscule topje en haar grote oorringen. Vanmorgen zag hij het uitgezakte bleke vlees van een beginnendedrankbuik en de onderkin die onder de eerste begon te groeien.
Hij zag nog iets ergers: ze was bij nader inzien geen vrouw. Waar-
schijnlijk niet minderjarig (alstublieft God, laat haar niet minder-jarig zijn), maar zeker niet ouder dan twintig en misschien zelfs datniet. Aan een van de muren, beangstigend kinderlijk, hing een pos-
ter van Kiss met een vuurspuwende Gene Simmons. Aan een an-dere muur hing er een van een schattig poesje dat met grote angst-ogen aan een boomtak hing. hang in there, baby, adviseerde dezeposter.
Hij moest hier weg. Hun kleren lagen op een hoopje aan het voeteneinde van het
matras. Hij haalde zijn t-shirt onder haar slipje vandaan, trok hetover zijn hoofd en stapte in zijn spijkerbroek. Met de gulp half-dicht, bevroor hij toen hij merkte dat zijn linker broekzak veelplatter was dan toen hij de vorige middag zijn cheque was wezeninnen. Nee. Dat kan niet. Zijn hoofd, dat net een heel klein beetje beter was gaan voelen,
begon weer te bonken toen zijn hartslag opliep en toen hij zijn handin de zak stak, haalde hij er niets anders uit dan een briefje van tienen twee tandenstokers, waarvan er een in het gevoelige vlees onderde nagel van zijn wijsvinger prikte. Hij merkte het amper. Wij hebben niet voor vijfhonderd dollar gedronken. Dat bestaat niet.Als we zoveel hadden gedronken, waren we dood geweest.
Zijn portefeuille zat nog op zijn plek in zijn heupzak. Hij haalde
hem tevoorschijn, tegen beter weten in, maar helaas. Hij moest opeen gegeven moment het briefje van tien dat hij er altijd in had zit-ten in de zak aan de voorkant van zijn spijkerbroek hebben gestopt. Daar konden zakkenrollers er minder goed bij, maar dat leek ach-teraf een lachertje.
Hij keek naar het snurkende, wijdbeens uitgestrekte vrouw-
meisje op het matras en wilde naar haar toe lopen om haar wakkerte schudden en te vragen wat ze verdomme met zijn geld had ge-daan. Maar als zij het had gejat, waarom had ze hem dan mee naarhuis genomen? En was er niet nog iets anders gebeurd? Haddenze na het verlaten van de Milky Way niet nog een avontuur beleefd?Nu zijn hoofd wat helderder begon te worden, meende hij zichvaag te herinneren dat ze een taxi naar het station hadden geno-men.
Ik ken een kerel die daar veel te vinden is, schatje. Had zij dat werkelijk gezegd, of beeldde hij zich dat maar in?
Dat heeft ze echt gezegd. Ik ben nu in Wilmington, Bill Clinton is depresident en we zijn naar het station gegaan. Waar inderdaad een kerelwas. Zo een die het liefst zakendoet in de herentoiletten, vooral wanneerde klant een enigszins verbouwd gezicht heeft. Toen hij me vroeg wie mezo had toegetakeld, antwoordde ik.
‘Dat hem dat geen sodemieter aanging,’ mompelde Dan. Toen ze samen naar binnen gingen was Dan van plan geweest
een gram te kopen om zijn vriendinnetje tevreden te houden, meerniet, en dan alleen nog als het niet voor de helft Manitol was. Dee-nie mocht dan een voorliefde hebben voor coke, hij had dat niet. Anacin voor de rijken, had hij het eens horen noemen, en hij wasverre van rijk. Maar toen was er iemand uit een van de hokjes ge-komen. Een type zakenman met een diplomatenkoffertje in zijnhand. En toen meneer de Zakenman bij een van de kranen zijn han-den ging wassen, had Dan vliegen over zijn gezicht zien krioelen.
Doodsvliegen. Meneer de Zakenman was bijna dood, alleen wist
In plaats van een beetje, wist hij vrij zeker dat hij heel veel had
genomen. Maar misschien was hij op het laatste moment toch welvan gedachten veranderd. Dat was niet onmogelijk; hij kon zichmaar zo weinig herinneren. Maar die vliegen herinner ik me wel. Ja, die herinnerde hij zich. Drank onderdrukte het licht, sloeg
het buiten bewustzijn, maar hij wist eigenlijk niet of die vliegen welbij het licht hoorden. Die kwamen toch wel, of hij nu gedronkenhad of niet.
Hij dacht weer: Ik moet hier weg. Hij dacht weer: Ik wou dat ik dood was.
Deenie maakte een zacht snurkgeluidje en draaide het genadelozeochtendlicht de rug toe. Behalve het matras op de vloer stonden ergeen meubels in de kamer; niet eens een tweedehands bureautje. De kast stond open en Dan zag dat het grootste deel van Deenies
povere garderobe in twee plastic wasmanden paste. De paar kle-dingstukken die aan een hangertje hingen zagen eruit als klerenwaarmee ze op kroegentocht ging. Hij zag een rood t-shirt metdaarop in glinsterende pailletten de tekst sexy girl en een denimrokje met een modieus gerafelde zoom. Er stonden twee paar snea-kers, twee paar platte schoentjes en een paar hoerige pumps metnaaldhakken. Maar geen sandalen met kurkzolen. En zijn eigen af-getrapte Reeboks waren ook in geen velden of wegen te bekennen.
Dan kon zich niet herinneren dat ze bij binnenkomst hun schoe-
nen hadden uitgetrapt, maar als ze dat toch hadden gedaan, moes-ten ze in de woonkamer liggen, die hij zich wel kon herinneren –vaag. Misschien lag haar tasje daar ook. Het kon zijn dat hij hetrestant van zijn geld aan haar in bewaring had gegeven. Het leekhem niet waarschijnlijk, maar ook niet onmogelijk.
Hij liep met zijn bonkende hoofd het gangetje door naar wat hij
veronderstelde dat de enige andere kamer van het flatje was. Aande andere kant bevond zich een keukentje, voorzien van een kook-plaatje en een tafelmodel koelkast onder het aanrecht. In het woon-gedeelte stond een bank waar de vulling aan alle kanten uitpuildeen die aan één kant overeind werd gehouden door een paar bak-stenen. Hij stond pal voor een grote tv, met een lange barst in hetglas. De barst was gerepareerd met een stuk plakband dat nu in eenvan de hoeken bungelde. Er zaten een paar vliegen aan vastgeplakt,waarvan er een nog zwakjes bewoog. Dan bekeek het schouwspelmet morbide fascinatie en bedacht, niet voor het eerst, dat je meteen flinke kater het eigenaardige vermogen krijgt in elk willekeuriglandschap de lelijkste dingen te vinden.
Voor de bank stond een salontafel. Daarop stond een asbak vol
peuken, een plastic zakje met wit poeder en een nummer van hettijdschrift People met nog meer poeder erop. Daarnaast lag, om hetplaatje compleet te maken, een nog gedeeltelijk opgerold dollar-biljet. Hij wist niet hoeveel ze hadden gesnoven, maar als hij zaghoeveel er nog over was, kon hij zijn vijfhonderd dollar wel gedagzeggen. Fuck. Ik houd niet eens van coke. En hoe heb ik het opgesnoven? Ik
Hij had het niet gesnoven. Zij had het gesnoven. Hij had het op
zijn tandvlees gewreven. Het begon allemaal weer terug te komen. Hij had liever gezien dat het weg was gebleven, maar daar was hetnu te laat voor.
De doodsvliegen in de toiletten die in de mond van meneer de
Zakenman waren gekropen en over de vochtige oppervlakken vanzijn ogen. Meneer de Dealerman die vroeg waar Dan naar stondte kijken. Dan, die antwoordde dat het niet belangrijk was, dat heter niet toe deed en laat maar eens zien wat je hebt. En meneer deDealerman die genoeg bleek te hebben. Dat hadden ze meestal. Vervolgens kwam het ritje terug naar haar flat in een andere taxien Deenie die al van haar hand zat te snuiven, te gulzig – of te be-hoeftig – om te kunnen wachten. Hoe ze samen een poging haddengedaan om ‘Mr. Roboto’ te zingen.
Hij zag haar sandalen en zijn Reeboks vlak bij de deur liggen en
opnieuw dienden zich gouden herinneringen aan. Zij had de san-dalen niet uitgeschopt, maar van haar voeten laten vallen, aange-zien hij tegen die tijd zijn handen al stevig op haar billen had gelegden zij haar benen om zijn middel had geslagen. Haar hals rook naarparfum, haar adem naar de spekzwoerdjes met barbecuesmaak. Voordat ze naar de biljarttafel waren gegaan hadden ze die methandenvol naar binnen zitten werken.
Dan trok zijn sneakers aan en liep naar het keukentje, in de hoop
dat er misschien wel instantkoffie in het enige keukenkastje stond. Hij vond geen koffie, maar wel haar tasje, dat op de grond lag. Hijmeende zich te herinneren dat ze het op de bank had gegooid enhad moeten lachen toen hij ernaast viel. De halve inhoud lag er-naast, inclusief een rode, imitatieleren portefeuille. Hij stopte alleser weer in en liep ermee naar de keuken. Hoewel hij verdomd goedwist dat zijn geld nu in de zak zat van de merkjeans van meneer deDealerman, koesterde hij ergens toch nog de hoop dat er iets vanover was, al was het alleen maar omdat hij het hard nodig had. Tiendollar was genoeg voor drie drankjes of tweemaal zes blikjes, maarvandaag had hij meer nodig dan dat.
Hij viste haar portefeuille uit haar tasje en maakte hem open. Er
zaten wat foto’s in – een paar van Deenie met een knul die te veel
op haar leek om geen familie van haar te zijn, een paar van Deeniemet een baby in haar armen en een van Deenie in een galajurk naasteen jochie met hazentanden in een afgrijselijke blauwe smoking. Het vakje voor papiergeld puilde uit. Dit bezorgde hem wat hoop,totdat hij het opentrok en een heel stapeltje voedselbonnen zag zit-ten. Er zat ook nog wat geld in: twee briefjes van twintig en drietientjes. Dat is mijn geld. Of in elk geval wat ervan over is. Hij wist wel beter. Hij zou zijn hele weekgeld nooit toevertrou-
wen aan het een of andere straalbezopen grietje. Het was haar geld.
Ja, maar die coke was toch haar idee geweest? Zij was toch de
reden dat hij vanochtend niet alleen blut was, maar ook een katerhad?
Nee. Je hebt een kater omdat je een zuiplap bent. Je bent blut omdat
Misschien, maar als zij er niet op had aangedrongen dat ze naar
het treinstation zouden gaan om te scoren, zou hij die doodsvliegennooit hebben gezien. Misschien heeft ze die zeventig piek wel nodig voor boodschappen. Geloof je het zelf? Voor een pot pindakaas en een pot aardbei-
enjam. En brood om het op te smeren. Of voor de huur. Misschien heeft ze het daar wel voor nodig. Als ze geld nodig had voor de huur, dan kon ze die tv verpatsen.
Misschien nam haar dealer hem wel van haar over, met barst en al. Bovendien kwam je met zeventig dollar niet ver voor een maandhuur, redeneerde hij, zelfs niet voor een hok als dit. Het is niet van jou, doc. Het was de stem van zijn moeder, de laatste
stem die hij wilde horen wanneer hij een dijk van een kater had enverschrikkelijk hard aan een borrel toe was.
‘Krijg de klere, ma.’ Zijn stem klonk zacht, maar oprecht. Hij
pakte het geld, propte het in zijn zak, stopte de portefeuille weerterug in het tasje en draaide zich om.
Daar stond een kind. Hij zag eruit als een jaar of anderhalf. Hij droeg een Atlanta
Braves-t-shirt. Het kwam tot aan zijn knieën, maar je kon de luierdie hij eronder droeg toch zien, omdat hij helemaal vol zat en tot
net boven zijn enkels hing. Dans hart maakte een enorme sprongin zijn borst en hij voelde opeens een geweldige dreun in zijn hoofd,alsof Thor daarbinnen met zijn hamer stond te zwaaien. Een ogen-blik lang was hij er absoluut van overtuigd dat hij een beroerte gingkrijgen, of een hartaanval, of allebei.
Toen ademde hij diep in en ook weer uit. ‘Waar kom jíj vandaan,
‘Mama,’ zei het jochie. Wat in zekere zin klopte als een bus – Dan kwam ook van zijn
mama –, maar het maakte hem niet veel wijzer. In zijn bonkendehoofd probeerde zich een verschrikkelijke gevolgtrekking te vor-men, maar hij wilde er niets mee te maken hebben. Hij heeft je het geld zien pakken. Misschien, maar dat was niet de gevolgtrekking. Best mogelijk
dat het kind hem het geld had zien pakken, maar wat dan nog? Hijwas nog geen twee jaar oud. Zulke kleine kinderen accepteerdenalles wat volwassenen deden. Al zag hij zijn mama over het plafondwandelen terwijl er vlammen uit haar vingers schoten, dan zou hijdat nog accepteren.
‘Hoe heet je, vent?’ Zijn stem trilde mee met zijn hartslag, die
‘Mama.’Echt waar? Wat zullen de andere kinderen je daarmee pesten wanneerje naar de middelbare school gaat.
‘Kom je van hiernaast? Of van de overburen?’Zeg alsjeblieft ja. Want dit is de gevolgtrekking: als dit jochie van Dee-nie is, dan heeft ze hem hier achtergelaten terwijl ze op kroegentocht ging. Helemaal alleen in dit rottige flatje.
‘Mama!’Toen zag het kind de coke op de salontafel liggen en liep ernaar-
toe, terwijl de doorweekte luier heen en weer zwaaide tussen zijnbeentjes.
‘Noepie!’‘Nee, dat is geen snoep,’ zei Danny, ook al was het dat natuurlijk
Zonder aandacht aan hem te schenken, stak het kind een handje
uit naar het witte poeder. Toen hij dat deed, zag Dan de bloeduit-stortingen op zijn bovenarmpje. Het soort dat werd veroorzaaktdoor een knijpende hand.
Hij greep het kind om zijn middel en tussen zijn beentjes. Terwijl
hij hem optilde, weg van het tafeltje (waarbij de pis uit de kletsnatteluier tussen zijn vingers door werd gedrukt en op de grond drup-pelde), vulde Dans hoofd zich met een tafereel dat heel kort was,maar pijnlijk helder: het evenbeeld van Deenie op de foto in deportefeuille die het jochie oppakte en door elkaar schudde. En daar-bij de afdrukken van zijn vingers op hem achterliet.
(Hé, Tommy, welk stukje van sodemieter op begrijp je niet?)(Doe nou niet, Randy, hij is nog maar een baby)Toen was het verdwenen. Maar die tweede stem, zwak en pro-
testerend, was van Deenie geweest en hij begreep dat Randy haaroudere broer was. Het kon kloppen. Het was niet altijd de vrienddie mishandelde. Soms was het de broer. Soms de oom. Soms
(kom tevoorschijn waardeloos jong dat je bent kom tevoorschijn en slik
was het zelfs die lieve ouwe pa. Hij droeg de baby – Tommy, hij heette Tommy – naar de slaap-
kamer. Het kind zag zijn moeder en begon zich onmiddellijk los tewurmen. ‘Mama! Mama! Mama!’
Toen Dan hem neerzette, dribbelde Tommy naar het matras en
kroop naast haar. In haar slaap sloeg Deenie een arm om hem heenen trok hem dicht tegen zich aan. Het Braves-t-shirt kroop om-hoog en Dan zag nog meer blauwe plekken op de beentjes van hetkind. De broer heet Randy. Ik kan hem opzoeken. De gedachte was zo koud en helder als een dichtgevroren meer
in januari. Als hij de foto uit de portefeuille in zijn hand hield enzich concentreerde, zonder acht te slaan op het gebonk in zijnhoofd, kon hij de grote broer waarschijnlijk wel vinden. Zulke din-gen had hij al eerder gedaan. Ik zou hem ook een paar blauwe plekken kunnen bezorgen. Hem dui-delijk maken dat ik hem de volgende keer zal vermoorden.
Alleen zou er geen volgende keer zijn. Wilmington was verleden
tijd. Hij zou Deenie en dit hopeloze flatje nooit meer terugzien. Hij zou nooit meer aan gisteravond of vanochtend terugdenken.
Ditmaal was het de stem van Dick Hallorann. Nee, jochie. De din-gen van het Overlook kun je misschien wegstoppen in kluisjes, maar metherinneringen lukt dat niet. Daarmee niet. Dat zijn pas echte spoken.
Hij stond in de deuropening en keek naar Deenie en haar mis-
handelde zoontje. Het ventje was weer in slaap gevallen en in deochtendzon hadden die twee samen bijna iets engelachtigs. Ze is geen engel. Misschien heeft ze die blauwe plekken niet veroor-zaakt, maar ze is wel uitgegaan en heeft hem alleen gelaten. Als jij erniet was geweest toen hij wakker werd en de woonkamer in liep.Noepie, had het jongetje gezegd, toen hij zijn handje uitstak naar
de coke. Dat was niet best. Daar moest iets aan gedaan worden. Best mogelijk, maar niet door mij. Met dit gezicht kan ik moeilijknaar het bureau voor maatschappelijk werk stappen om melding te makenvan kindermishandeling, of wel soms? Ik stink naar drank en kots. Alsde eerste de beste brave burger die zijn burgerplicht doet.Je kunt haar geld weer terugstoppen, zei Wendy. Dat is wel het minste
Hij zou het bijna hebben gedaan. Echt waar. Hij haalde het uit
zijn zak en stond ermee in zijn hand. Hij liep er zelfs mee naar haartasje en dat wandelingetje deed hem kennelijk goed, want hij kreegopeens een idee. Als je dan toch iets meeneemt, kun je beter de coke meenemen. Wat er-van over is kun je voor honderd dollar verkopen. Misschien wel tweehon-derd, als er niet te veel in gehakt is.
Maar als zijn potentiële klant een narcoticarechercheur bleek te
zijn – en je zou net zien dat hem dat zou overkomen – zou hij inde bak belanden. Waar hij misschien ook wel terecht zou komenvoor die hele achterlijke toestand in de Milky Way. De contantenwaren stukken veiliger. Al met al toch zeventig piek. Ik ga het delen, besloot hij. Veertig voor haar en dertig voor mij. Alleen had hij niet zoveel aan dertig dollar. Bovendien had zij
die voedselbonnen – een stapel waar een paard de hik van zou krij-gen. Daarmee kon ze het kind toch ook te eten geven?
Hij pakte de coke en het stoffige tijdschrift en legde alles op het
keukenaanrecht, veilig buiten bereik van kinderhandjes. In de goot-steen lag een keukenborstel, waarmee hij de laatste restjes poedervan de salontafel boende. Als ze haar kamer uit kwam strompelenterwijl hij nog bezig was, zo nam hij zich voor, zou hij haar haarrotcenten teruggeven. Als ze bleef pitten, dan verdiende ze niet be-ter.
Deenie liet zich niet zien. Ze bleef gewoon doorsnurken. Dan maakte de tafel schoon, gooide de borstel weer in de goot-
steen en overwoog even om een briefje achter te laten. Maar watmoest hij schrijven? Zorg eens wat beter voor je kind en, o ja, ik heb jegeld meegenomen?
Goed, geen briefje dan. Hij vertrok met de contanten in de linker voorzak van zijn spij-
kerbroek en probeerde niet met de voordeur te slaan. Hij hieldzichzelf voor dat dit een attent gebaar was.
J. Aust. Math. Soc. 78 (2005), FINITE p -NILPOTENT GROUPS WITH SOME SUBGROUPS c -SUPPLEMENTED XIUYUN GUO and K. P. SHUM (Received 10 June 2001; revised 18 February 2004)A subgroup H of a finite group G is said to be c -supplemented in G if there exists a subgroup K of G such that G = H K and H ∩ K is contained in core G . H /. In this paper some result
Select Over-the-Counter (OTC) If approved by the Medical Manager an effective 2014 Formulary Prescription Coverage date will be assigned based upon the date signed by the provider on the Medical Necessity Review medications are available at no cost to the of Excluded Drugs/ Override form. The Benefits The following is a listing of drugs broken down by Subscriber with a valid p